Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [61]Vreemden hebben zich mij [62]geveinsdelijk onderworpen; [63]zo haast als [hun] oor [van mij] hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd. 61. Hebreeuws, zonen, of kinderen eens vreemden; alzo in vs.46; dat is, vreemde natien, die van God en zijn volk vreemd zijn, hebben mij gehoorzaamheid en dienstbaarheid beloofd uit vrees, hoewel zij het van harte niet meenden. 62. Hebreeuws, hebben mij gelogen, gehuicheld, geveinsd, gelijk huichelaars bij der vromen voorspoed plegen te doen. Zie Deut.33:29. 63. Hebreeuws, ten gehore, of met het horen der oren, zo haast zij hoorden wat God door mij gedaan had.